Evolutie of niet?

Evolutie, filosofie en religie

Wat houdt ‘evolutie’ in? Voor de duidelijkheid, ik gebruik het woord ‘evolutie’ hier (op deze site) meestal in de breedste zin: dat alles om ons heen het resultaat is van toevallige gebeurtenissen. Er zijn wel een aantal grote problemen te overwinnen als men deze denkwijze wil handhaven. Mensen die geloven dat alles ‘geëvolueerd’ is, zien gebruikelijk het volgende patroon: Ongeveer 13.7 miljard jaar geleden een ‘oerknal’, de oorsprong van de materie, geleidelijk ontstaan van sterren en alle atomen, 4.6 miljard jaar geleden het ontstaan van de aarde, 3 miljard jaar geleden het eerste leven, waaruit geleidelijk al het leven op aarde ontstond en 3 miljoen jaar geleden de eerste mens. Alle (bijna 100) verschillende atomen (bouwstenen van de materie) kunnen worden gevormd in sterren en supernova’s, maar stervorming is nog steeds een proces dat de natuurwetten tart (zie Creation Wiki – Star Formation). Sterren, planeten en manen draaien verschillende kanten op, maar dit past niet in de standaard theorie voor de vorming van zonnestelsels (een draaiende gaswolk – zie Creation Wiki – Nebular Hypothesis). Bij ‘Big Bang’ of ‘oerknal’ denken veel mensen aan een moment waarop uit het niets plotseling iets ontstond dat explodeerde. Zo eenvoudig is het echter niet. Wetenschappers hebben een ingewikkeld proces bedacht (netjes gezegd: een hypothese opgesteld) die een begin uit ‘niets’ zou moeten verklaren. Men gaat daarbij uit van de mate waarin het heelal nu uit lijkt te dijen en rekenen dat dan terug tot op het moment dat alles bij elkaar zou hebben gezeten, ongeveer 13,7 miljard jaar geleden (dat is 13.700 miljoen jaar). De problemen met deze hypothese:

1.Het is maar de vraag of het heelal eigenlijk wel uitdijt. Hoe meer men naar het heelal kijkt, hoe moeilijker het wordt om die theorie te laten standhouden.

2.Het ‘horizonprobleem’: De grootte van het heelal is min of meer bekend en het licht van de ene kant van het heelal heeft de andere kant al bereikt. Maar er is niet genoeg tijd voor geweest om het licht die afstand te laten afleggen. Dat wordt verklaard door het heelal in het begin heel snel te laten uitdijen en later minder snel… Maar dat geeft alleen maar meer problemen, zoals de vraag wat ervoor zorgde dat het ineens langzamer ging.

3.Als het heelal op een bepaald moment begonnen is met uitzetten dan zou het nu een soort ‘schil’ moeten zijn, als een ballon, maar dat is niet zo, het hele heelal is gevuld. Daar komt nog bij dat sterrenstelsels gegroepeerd zijn en dat is niet logisch als het heelal begonnen is zoals sommige oerknaltheorieën suggereren. Er zijn theorieën die er van uitgaan dat het hele heelal, dat is tijd én ruimte tezamen zijn begonnen met uitzetten, waardoor dit probleem omzeild wordt, maar dat heeft ook weer zijn eigen implicaties en problemen.

4.Er zouden veel magnetische monopolen moeten voorkomen, maar die worden niet gevonden. Ook dit wordt weer weggeredeneerd met een mogelijke oplossing.

5.Gas dat heet wordt zet uit. Maar sterren en sterrenstelsels zouden zijn ontstaan uit ronddraaiende, krimpende gaswolken. Een krimpende gaswolk wordt heter en zet dus weer uit… Dat kan dus niet zo gebeurd zijn.

6.Sterren en sterrenstelsels draaien, maar niet allemaal dezelfde kant op. Dat is een probleem: Als alles uit één draaiende massa moet zijn ontstaan, zouden ze allemaal dezelfde kant op moeten draaien.

Zo kun je wel doorgaan. Alle problemen worden met een nieuwe theorie ‘verklaard’ of door aan te nemen dat er iets is wat men nog niet gezien heeft (‘donkere materie’, ‘donkere energie’ of meerdere dimensies bijvoorbeeld), maar er is nog steeds geen enkele vaststaande oerknaltheorie. De enige zekerheid die we hebben is dat het heelal er is, of in elk geval net zo zichtbaar als de dingen die dichtbij zijn, en dat het er niet altijd geweest is, zoals filosofen vroeger dachten. De Bijbel zegt dat God het op een bepaald moment maakte en dat is op dit moment de meest logische verklaring. Ik wil zelfs de mogelijkheid openhouden dat God het scheppen van het heelal begonnen is met een soort van “oerknal”; dat Hij Zelf de tijd en de materie ‘uitrekte’ tot de huidige staat, en een plaats gaf aan alle structuren die we nu waarnemen. De Bijbel schijnt het idee van ‘oprekken’ te ondersteunen en onze huidige waarnemingen spreken het niet tegen. Voor mensen die wat dieper op de materie in willen gaan is er bijvoorbeeld dit artikel. Hier wordt de theorie van Barry Setterfield beschreven. We moeten wel goed in de gaten houden dat op dit gebied door alle wetenschappers, ongeacht hun wereldbeeld, nog steeds gespeculeerd wordt en nauwelijks iets met zekerheid vastgesteld kan worden. Wetenschappers moeten er rekening mee houden dat eventuele nieuwe feiten en interpretaties de Big Bang theorie volledig overbodig maken of teniet doen. Het is mijns inziens mogelijk om met nieuwe inzichten tot een beter model te komen met betrekking tot de loop van de geschiedenis van het universum en de bijbehorende fysische krachten. De Bijbel kan daarmee volledig in het gelijk gesteld worden. Tot nu toe is er in ieder geval nog geen enkel feit bekend dat de tekst van de Bijbel op enig punt volledig tegenspreekt.

Het begin van het leven

Hoe de basisbouwstenen van het leven (de atomen die de basis vormen voor levende organismen) ooit spontaan bij elkaar gekomen zouden zijn, blijft een raadsel. Sinds Darwin met zijn ‘Oorsprong der soorten’ kwam is er nog nooit iemand geweest die heeft kunnen aantonen dat de eerste levende cel zou kunnen zijn ontstaan uit ‘dode’ materie. Louis Pasteur bewees eerder het tegendeel door te laten zien dat leven alleen uit leven voortkomt. Het ‘stof’ waaruit wij door God gemaakt zijn, gaat niet vanzelf bij elkaar zitten op de manier die nodig is voor het leven zoals wij dat nu kennen. De creatieve kracht van de Schepper is een onmisbaar element.

Zelfs het oorspronkelijke idee van Darwin: dat alle soorten op aarde uit één levensvorm zouden zijn ontstaan, is nooit onomstotelijk bewezen. Op dit moment zijn alle hoofdsoorten strikt gescheiden en het ontstaan van nieuwe organen is nog door niemand waargenomen. Taxonomie is geen eenvoudige tak van de biologie en er zijn veel verschillende onderverdelingen mogelijk, maar er zijn wel duidelijke scheidingen aan te brengen op het niveau van wat men vandaag de dag ‘families’ noemt. Deze indeling komt wellicht het dichtst bij de Bijbelse term ‘aard’ (vgl. Gen 1:24 – “En God zeide: De aarde brenge levende zielen voort, naar haar aard, vee, en kruipend, en wild gedierte der aarde, naar zijn aard! En het was alzo.”) Eenvoudig gezegd: je kunt heel veel variaties tegenkomen van het basistype ‘hondachtige’, maar het blijft een hondachtige. Er is een grens aan het aantal mogelijke variaties. De hondachtige zal niet ineens een nieuw soort vliegvermogen ontwikkelen. Er wordt beweerd dat evolutie in staat is om met totaal nieuwe dingen te komen; ‘oplossingen’ voor problemen waar het organisme mee te kampen heeft. Het is nog nooit waargenomen dat door mutaties en natuurlijke selectie een totaal nieuw gen ontstond dat een voordien onbekende functie had. Dat dit in een miljarden jaren durende geschiedenis van de aarde vele malen gebeurd zou zijn is een verzinsel, een sprookje voor volwassenen, dat helaas door velen geloofd wordt. Helaas, omdat het hen afhoudt van een relatie met hun Schepper die, hoe ironisch, door hen gezien wordt als een sprookje.

Het begin van de theorie

De Griekse atomisten in de oudheid dachten dat de orde puur toeval was. Zij meenden dat het willekeurig botsen van atomen kon leiden tot de levende wezens die we om ons heen zien. Dit is lange tijd het enige alternatief geweest voor het geloof in een schepping. Maar in de zeventiende eeuw begon een tijdperk waarin men zich met name verzette tegen koningen, macht en gezag. Het was een tijd van revoluties en individualisering, van mechanisering en industrialisatie waarin de evolutietheorie populair werd. Ze hadden immers geen God nodig, want ze konden alles zelf…

Het is niet toevallig dat de theorie die God ‘overbodig’ maakt voor het ontstaan van onze planeet, populair is geworden in een tijd waarin mensen koningen zat waren. Het juk van de autoriteit die boven hun gesteld was, werd ze te zwaar. En in veel gevallen was dat terecht, maar de reactie van veel mensen om dan ook maar het gezag van God en de Bijbel in twijfel te trekken baande de weg voor de evolutietheorie…

Enkele grondleggers van de evolutietheorie:

De mensen die het fundament legden voor de algemene acceptatie van wat we nu in de volksmond de ‘evolutietheorie’ noemen, waren lang niet allemaal atheïsten. Het was niet altijd met opzet dat ze het gezag van de Bijbel in twijfel trokken. Ze dachten bepaalde dingen te zien in de natuur en kwamen met hun theorieën. Maar sommige mensen (bijvoorbeeld in communistische landen) konden deze theorieën heel goed gebruiken om hun atheïstische ideeën kracht bij te zetten.

– Nicolaus Steno (Niels Stensen, 1638-1686) formuleerde een drietal principes over stratigrafie, de volgorde waarin gesteentelagen gevormd worden en voorkomen. Hij kwam uiteindelijk tot de conclusie dat geloof en wetenschap moeilijk met elkaar in overeenstemming te brengen zijn en werd een voorvechter van het geloof. In Steno’s tijd werd er anders naar fossielen gekeken. Alles wat opgegraven werd zag men als versteende overblijfselen van vroeger leven. Het viel Steno op dat er zaken in gesteentes zaten, die niet gevormd waren in het gesteente, maar er tijdens of na de vorming van het gesteente ingeraakt zouden zijn. Dit bracht Steno in 1669 tot het opstellen van de leer van sedimentaire processen. Doordat hij steeds meer waarde hechtte aan religie boven de wetenschap, bleef het bij een introductie en schreef hij hierover nooit een volledig werk. Steno redeneerde dat al het gesteente en de mineralen erin ooit vloeibaar waren, redeneerde Steno dat gesteentelagen en vergelijkbare afzettingen gevormd werden doordat deeltjes in water of een andere vloeistof naar de bodem zakten. Dit proces zou opeenvolgende horizontale lagen opleveren. Het hieruit afgeleide principe van oorspronkelijke horizontaliteit houdt in dat gesteentelagen die niet (meer) in horizontale positie liggen, het gevolg zijn van verstoringen die plaatsvonden na het moment van afzetting. Volgend uit het idee dat omsluitende vaste stoffen zich vormen naar ingesloten vaste stoffen, kwam Steno op het principe van superpositie: jongere lagen moeten ontstaan zijn op oudere lagen. De Wet van Steno luidt dan ook: “gesteentelagen zijn opeenvolgend gevormd, met de oudste lagen onderop en de jongste bovenop, tenzij latere processen dit principe verstoord hebben”. Dankzij dit principe kan Steno als grondlegger van de stratigrafie gezien worden. (Wikipedia)

– Abraham Werner (1749-1817) was een Duits mineraloog en geoloog. Werner ontwikkelde een klassificatiesysteem voor mineralen en was de bedenker van het “neptunisme”, het idee dat alle gesteenten op Aarde in de zeeën en oceanen zijn ontstaan. Werner geloofde dat alle gesteenten in de zee waren gevormd door de neerslag van mineralen (waarschijnlijk tijdens de Zondvloed). In het begin was de Aarde omgeven door een oeroceaan, waarin langzaam door de vorming van steeds meer gesteente bergen en continenten vormden (dit laatste idee was afkomstig van de Fransman Jean-Étienne Guettard). Werners (tegenwoordig verouderde) theorie wordt het neptunisme genoemd en stond tegenover het plutonisme van de Schot James Hutton, die stelde dat gesteenten uit magma ontstaan. Werner wordt gezien als één van de grondleggers van de geognosie, zoals vroeger de studie van de aardkorst genoemd werd. Hij deelde gesteenten en gesteentelagen in volgens een klassificatie die leek op die van Johann Gottlob Lehmann. (Wikipedia)

– James Hutton (1726-1797) wordt beschouwd als de eerste modern-wetenschappelijke geoloog. Hij was de bedenker van twee concepten, plutonisme en uniformitarianisme, waarmee hij tegen de in zijn tijd geldende theorie van het catastrofisme (het idee dat gesteenten waren ontstaan tijdens de Zondvloed) in ging. De navolgers van Hutton stonden wel bekend als plutonisten omdat zij dachten dat veel gesteenten werden gevormd door vulkanisme, het deponeren van lava door vulkanen, in tegenstelling tot de neptunisten, die vermoedden dat alle gesteenten neergeslagen waren vanuit een grote oceaan waarvan het zeeniveau geleidelijk daalde. In 1795 was Hutton de eerste die de mogelijkheid opperde dat ijskappen een deel van Noord-Europa hebben bedekt, maar zijn ideeën kregen destijds weinig aandacht. Ook trok hij als één van de eersten de conclusie dat sommige gesteenten uit de diepere delen van de Aarde afkomstig moesten zijn. Hij nam aan dat deze gesteenten eerst gesmolten waren geweest en daarna gestold, en leidde daaruit af dat de diepere delen van de Aarde extreem warm moesten zijn. Verder was hij de eerste die veronderstelde dat gebergten geleidelijk afgebroken werden en vervielen tot afzettingsgesteente of sediment.(Wikipedia)

– Erasmus Darwin (1731-1802) was de grootvader van Charles Darwin (zie ook Wikipedia). Hij schreef twee boeken genaamd Temple of Nature en Zoonomia, waarin hij de evolutie van het leven beschreef. Hij opperde het idee dat de planten en dieren door langzame evolutie ontstaan zouden zijn. In een van zijn gedichten beschreef hij het ontstaan van het leven in de oerzee en de ontwikkeling van complexere soorten uit dat eerste leven. Het geloof in evolutie van Erasmus Darwin was echter zuiver filosofisch van aard, en niet wetenschappelijk. Zijn kleinzoon Charles maakte het werk van zijn grootvader af, door de eeuwenoude evolutiefilosofie in een wetenschappelijk jasje te steken. Erasmus Darwin was een Grootmeester binnen de Vrijmetselarij. Hij werd in 1754 ingewijd in de St. David’s Lodge No. 36 en Edinburgh, Schotland. Ook was hij oprichter van The Birmingham Lunar Society, een gesloten organisatie voor verlichtingswetenschappers en intellectuelen die samenkwamen bij volle maan. Van een aantal zonen van Erasmus, waaronder de vader van Charles, is bekend dat zij ook ingewijd waren in de Vrijmetselarij.

– Jean-Baptiste de Lamarck (1744-1829) was een Franse bioloog. Lamarck was de eerste die sterk onderscheid maakte in gewervelde en ongewervelde dieren. Nu is hij nog voornamelijk bekend als de auteur van een aantal pre-darwinistisch evolutionaire ideeën, vooral zijn stelling van de overerving van verworven kenmerken (bijvoorbeeld dat de zoon van een smid sterker is dan de zoon van een kleermaker). Zijn evolutietheorie kreeg scherpe kritiek van o.a. Georges Cuvier. De Lamarck vond dat evolutie rechtlijnig, doelgericht & opklimmend is. Het organisme wil zelf veranderen, heeft creativiteit en inventiviteit. (Wikipedia)

– Charles Lyell (1797-1875) was een Brits advocaat, geoloog en paleontoloog, bekend om het verspreiden van het uniformitarianisme onder het grote publiek door de boeken die hij schreef. Hij was een belangrijke aanhanger van de evolutietheorie. Charles Lyell heeft de grondbeginselen van de geologie, die door James Hutton waren opgesteld, bij het grote publiek bekend gemaakt. Zijn belangrijkste bijdrage aan de wetenschap was het verspreiden en aanscherpen van deze grondbeginselen. Charles Darwin had op zijn reis met de Beagle een kopie van Principles of Geology bij zich, wat een van de dingen was die hem naar de evolutietheorie zou leiden. (Wikipedia)

– Charles Robert Darwin (1809–1882) was een Engels natuuronderzoeker, bioloog en geoloog. Darwin is vooral bekend van zijn theorie dat evolutie van soorten wordt gedreven door “natuurlijke selectie”. De acceptatie van natuurlijke selectie als mechanisme voor evolutie blijft een omstreden onderwerp. Darwin werd gelovig opgevoed en opgeleid volgens de filosofie van de in die tijd in Engeland gangbare natuurlijke theologie, die religie en wetenschap verenigde. In de loop van zijn leven ging hij echter steeds meer twijfelen over zijn persoonlijke geloof. Tijdens een onderzoeksreis met het schip de Beagle (1831-1836) bezocht Darwin Zuid-Amerika, Australië, het zuiden van Afrika en diverse eilandengroepen in de Pacifische en Indische Oceaan. Op al deze plekken bestudeerde hij de plaatselijke dieren, planten, fossielen en geologie. Een groot deel van zijn verdere leven was gewijd aan het onderzoeken en classificeren van de op zijn reis verzamelde voorwerpen. Aan de hand van zijn bevindingen stelde hij zijn eigen evolutietheorie op. De acceptatie van evolutie zet de mens neer als een diersoort, in plaats van een door God aangestelde beheerder met de daarbij behorende autoriteit en verantwoordelijkheid. (Deze tekst komt niet helemaal overeen met de bron; zie de manier waarop Wikipedia Darwin ‘verheerlijkt’)

– Ernst Haeckel (1834-1919) was een Duits zoöloog en filosoof die het werk van Charles Darwin in Duitsland bekend maakte. Haeckel is vooral bekend van zijn recapitulatietheorie en de tekeningen van embryo’s die hij ter illustratie van zijn theorie maakte. Haeckels recapitulatietheorie houdt in dat een organisme tijdens zijn ontogenie (embrionale ontwikkeling tot de uiteindelijke volwassen vorm) alle stadia van zijn evolutie doorloopt. Het is gebleken dat Haeckel zijn tekeningen van embryo’s had “aangepast” ter ondersteuning van zijn theorie. Hoewel de fouten in de tekeningen biologen vrijwel direct na publicatie waren opgevallen, komen zijn tekeningen nog steeds in biologieleerboeken voor ter illustratie van de overeenkomsten van embryo’s van totaal verschillende soorten. (Ook dit wordt doorWikipedia enigszins goed gepraat.)

We gebruiken nu vaak de algemene term ‘evolutietheorie’, maar eigenlijk is dat een verzameling van verschillende theorieën. Sommige mensen komen met het argument dat evolutie wel degelijk plaatsvindt. Dat klopt, maar het begrip ‘evolutie’ in de betekenis van ‘verandering’ of ‘aanpassing’ hoeft zelfs voor de meest orthodoxe christen geen probleem te zijn. Er is heel veel verandering in de natuur, dat heeft God zo gemaakt. Sterker nog, het feit dat er zoveel variatie is in de verschillende kenmerken van levende wezens is alleen maar sterk bewijs voor een steengoed ontwerp! Probeer maar eens een machine te ontwerpen die zichzelf reproduceert en automatisch aanpast aan de meest extreme omstandigheden, zodat hij altijd goed blijft werken. We weten nu dat een levende cel in feite een hele fabriek van machines is die heel efficiënt met elkaar samenwerken. Als je denkt dat al het leven begonnen is met 1 zo’n celletje, dat spontaan ontstond uit levenloze materie, dan moet je dat eerst met goede bewijzen omkleden, anders blijft het een idee, een geloof in natuurlijke processen, dat niet ondersteund wordt door de feiten. In feite een groter geloof dan dat van orthodoxe christen.

Natuurlijke selectie

Charles Darwin schreef in zijn boek The Origin Of Species: “Ik heb dit principe, waarbij iedere kleine variatie, mits nuttig, wordt behouden, Natuurlijke Selectie genoemd.” Hij ontdekte variatie binnen soorten levende wezens en het behoud van informatie die ‘nuttig’ is, waaruit hij meende te moeten concluderen dat alle levensvormen aan elkaar verwant zijn. Sterk beïnvloed door de ideeën van Lyell en Lamarck overschatte hij het vermogen van Natuurlijke Selectie om steeds meer perfectie in levende organismen te bewerkstelligen. Hij dacht zelfs de conclusie te kunnen trekken dat we allemaal afstammen van een enkele cel, die mogelijk ergens in een plasje water ontstaan is. De oorsprong van die eerste cel kon hij niet verklaren. Darwins enige bekende mening over dit onderwerp staat overigens in een brief, geschreven aan collega Joseph Hooker: “Inzake de eerste productie van een levend organisme, als, en wat een grote als; als we konden aannemen dat in een warme poel met allerlei soorten ammonia en fosforische zouten, licht, hitte en elektriciteit, een chemisch gevormd eiwitmengsel steeds complexere veranderingen zou ondergaan… Vandaag de dag zou dergelijke materie ogenblikkelijk uiteenvallen, maar dit hoeft niet het geval geweest te zijn toen het eerste leven zich vormde.” Hij wist nog niets van wat er allemaal plaatsvindt binnenin de cellen waaruit alle levende organismen zijn opgebouwd. Hij wist niet beter dan dat de cel een klein slijmerig bolletje was. Als hij geweten had wat wij nu weten over cellen, had hij heel wat meer moeite gehad om zijn theorie vorm te geven. Niemand heeft nog een goede verklaring kunnen geven waarom, wanneer en hoe bepaalde kleine variaties ‘bruikbaar’ of ‘nuttig’ zijn voor de ontwikkeling van een totaal nieuwe soort (bijvoorbeeld: hoe een reptiel een vogel zou moeten worden, of een vis een landdier). Mutaties zijn vaak schadelijk voor een organisme en worden meestal niet op volgende generaties overgedragen, omdat er een goed ontworpen foutdetectiemechanisme in cellen zit (waar mutaties wel worden overgedragen spreken we van erfelijke ziekten – die volgens de Bijbel het gevolg zijn van de zondeval). Maar variaties in het erfelijk materiaal die wel een bruikbare eigenschap opleveren zijn slechts nuttig om de soort te laten overleven in een veranderende omgeving (zoals een langere staart, een groter snaveltje, of een andere kleur huid). Dit soort variaties voegen geen nieuwe informatie toe. En zoals gezegd is dit meer een indicatie dat het goed ontworpen is. Het ontstaan van het eerste leven is een groot mysterie voor mensen die graag willen geloven dat het allemaal vanzelf gegaan is.

In de schoolboeken

Wat wordt onze kinderen, of jou als student voorgehouden in de schoolboeken? Vinden we daarin de ‘bewijzen’ voor evolutie van eenvoudig naar complex? Laten we beginnen met een vreemd verschijnsel…

Ernst Haeckel tekende deze vergelijking van een hond- en een mensembryo in de vierde week van hun ontwikkeling. Eronder zie je een meer gedetaileerde tekening. Haeckel dacht Darwin een handje te helpen en kwam met een ‘bewijs’ dat het proces van de evolutie van soorten zich herhaalde in de ontwikkeling van een embryo. Hij meende overeenkomsten bij alle levende wezens te zien, maakte daar (sterk vereenvoudigde) tekeningetjes van en voerde dat aan als bewijs dat bijvoorbeeld de mens ergens in een ver verleden afstamde van een vis. Ze gaan immers allemaal door een embryonaal stadium waarin ze lijken op een visje? Zijn eigen professor (His) ontmaskerde deze verkeerde weergave al in 1874.

Zie ook het volgende plaatje waarin verschillende door Haeckel getekende dierenembryo’s en een mensembryo naast elkaar zijn gezet. Dit keer met echte foto’s van de embryo’s eronder. Je ziet duidelijk het verschil. Daar komt nog bij dat Haeckel de beesten die hij gebruikte in het voorbeeld bewust uitgekozen heeft omdat die het meeste op de mens lijken in een bepaald stadium. Hij heeft voor de amfibieën bijvoorbeeld een salamander gekozen, terwijl een kikker in dat stadium er heel anders uitziet. Sterker nog, hij heeft ook het stadium van ontwikkeling gekozen waarin de embryo’s het meest op elkaar lijken. In een vroeger stadium is er juist weer meer verschil!

Haeckel beweerde ook dat een embryo van een mens in een vroeg stadium kieuwspleten heeft. De tekeningen die hij maakte waren duidelijke (al dan niet bewuste) vervalsingen en hij werd daarvoor in zijn eigen tijd al onderuit gehaald. We weten nu dat de huidflapjes die Haeckel voor kieuwen aanzag bij de mens helemaal niets met ademhaling te maken hebben.

Jonge studenten worden nog steeds met deze propaganda geconfronteerd. Waarom vinden we dezelfde eenvoudige tekeningetjes nog steeds in de biologieboeken? Door sommigen worden de schijnbare overeenkomsten toch nog gezien als bewijs voor gemeenschappelijke afstamming. Maar waarom? Het is namelijk alleen maar een ‘bewijs’ als je al bij voorbaat aanneemt dat evolutie heeft plaatsgevonden. Je kunt het niet afleiden uit de overeenkomsten zelf. Er zijn wel wat oppervlakkige overeenkomsten in vorm, maar de tekeningetjes geven wat dat betreft een volkomen vertekend beeld, omdat ze te sterk vereenvoudigd zijn. Als er al vergelijkbare structuren zijn, dan zijn die veel beter te verklaren door uit te gaan van een gemeenschappelijk ontwerp. Er zijn vele productieprocessen waarbij de producten aan het begin van het proces veel op elkaar lijken. Denk aan auto’s en fietsen. Later in het proces, wanneer er bepaalde accessoires worden toegevoegd, krijgen de producten hun uiteindelijke vorm. Ze hebben dezelfde ontwerper, maar de eindproducten zijn geschikt voor verschillende doeleinden.

Meer plaatjes uit het biologieboek 3VWO. Overeenkomsten in bouw als bewijs voor ‘gemeenschappelijke afstamming’. Maar zou het niet beter gebruikt kunnen worden als bewijs voor een gemeenschappelijke Ontwerper die hetzelfde ontwerp meerdere keren heeft gebruikt in verschillende eindproducten? Overigens komen de overeenkomstige structuren vaak uit verschillende genen, waar een verklaring voor moet worden gevonden als je uitgaat van een evolutionaire verwantschap. Overeenkomsten tussen verschillende modellen van een bepaald soort fiets zijn het gevolg van een ontwerp. Alle fietsen zijn gemodelleerd naar het oorspronkelijke idee: fiets – twee wielen op een rij, een stuur, een zadel, trappers, etc. (en eventueel variaties, toevoegingen of vereenvoudigingen). Alles is het gevolg van een ingenieus ontwerp dat werkt. Waarom zou een ontwerper afwijken van een goed concept? En waarom zouden we bij overeenkomsten tussen levende wezens, waarvan het ontwerp vele malen ingenieuzer is dan dat van een fiets, niet ook denken aan een gemeenschappelijk ontwerp? Een ontwerper is vrij om zijn ideeën op Zijn eigen manier uit te werken. Hij kan een goed werkend orgaan toch wel vaker gebruiken? Net zoals de ontwerpers van motorfietsen het concept van de fiets verder hebben uitgewerkt. Het wijzen op overeenkomsten is misschien een goed argument voor evolutie maar een beter argument voor schepping.

Nog een paar plaatjes uit hetzelfde boek:

Rudimentaire organen als bewijs? Dit zijn organen die niet helemaal ontwikkeld zijn of niet (meer) goed functioneren. De Bijbelse benadering: God heeft ze ergens voor gemaakt maar wij weten niet waarvoor, of ze hebben hun functie verloren. Er wordt vaak verondersteld dat de walvis afstamt van een soort landdier en dat hij nu nog botjes heeft die overgebleven zijn van wat ooit achterpoten waren. Die veronderstelling wordt gemaakt op grond van het idee dat de walvis ergens vanaf zou moeten stammen. De botjes op zich zeggen ons niet dat ze ooit achterpoten geweest zijn. Daar komt nog bij dat we van de walvis weten dat de botjes wel degelijk een functie hebben, net als de zogenaamde ‘rudimentaire achterpoten’ van een slang. Als ze ergens voor dienen, maar nu niet meer zo goed werken, dan is het een heel logische conclusie dat zevroeger misschien beter gewerkt hebben, maar dat is nog geen bewijs voor evolutie van eenvoudig naar complex. Er zou juist moeten worden aangetoond dat dingen beter worden.

De appendix (hangt aan de blindedarm) en staartwervels hebben wel degelijk belangrijke functies. Zonder appendix heb je minder weerstand tegen ziektes en aan de staartwervels zitten veel belangrijke spieren. Is dit bewijs voor evolutie? Nee. Alle ‘rudimentaire organen’ hebben een functie of hebben die eens gehad. Goede argumenten voor een evolutie van eenvoudig naar complex lijken niet te bestaan. Anders zouden ze toch wel in de basisleerboeken staan? Probeer die logica eens te volgen: Als je iets wilt overdragen op (jonge) studenten, dan moet je toch op een eenvoudige wijze met de beste voorbeelden aankomen. Als dit het beste is dat ze kunnen bieden, waar is dan het echte bewijs? Waaruit kunnen we afleiden dat er daadwerkelijk een evolutie van vis naar visser of van microbe naar microbioloog heeft plaatsgevonden?

Observatie: Aanpassing. Maar is dit bewijs voor evolutie? Er ontstaat een nieuw type muis, maar het blijft een muis! Maakt de theorie van Darwin dan van een ‘muis’ een ‘olifant’? Nee, ‘natuurljke selectie’ doet niet meer dan dit: het selecteert, maar zorgt niet voor hele nieuwe dingen zoals het ontstaan van een slurf waar voorheen geen slurf was. Zouden er echt geen betere argumenten zijn? De weerstand die bacteriën opbouwen tegen antibiotica wordt gebruikt als een argument en lijkt te wijzen op het ontstaan van een nieuwe soort. Zo ook muggen die weerstand opbouwen tegen pesticiden. Ook hierbij ontstaat echter geen nieuwe informatie. De bestaande informatie wordt hergebruikt, afgebroken, gedupliceerd of ‘geleend’ van andere cellen. Voor Darwinistische evolutie is het nodig dat er nieuwe organen en functies ontstaan die voorheen nog in geen enkel ander organisme bestonden. Tot nu toe hebben onderzoekers alleen veranderingen, verlies, verdubbeling en verspringingen in het genetisch materiaal kunnen waarnemen en geen toename van informatie (het ontstaan van nieuwe, nuttige verschijningsvormen) door mutatie en natuurlijke selectie.

Vinden we in fossielen dan bewijs voor ontwikkeling?

Eigenlijk niet. Het enige dat je aan een fossiel kunt zien is dat het dood en begraven is. Je kunt aan fossielen niet zien dat ze van elkaar afstammen. Je kunt niet zien of hun nakroost beter, sneller, groter, sterker of slimmer was. Evolutie zie je niet per definitie in fossielen, maar hoe is men dan wel op dat idee gekomen?

Men is tot deze conclusie gekomen omdat organismen die in hogere lagen in de aardkorst zitten jonger en over het algemeen ook ‘ meer ontwikkeld’ of ‘complexer’ zijn dan organismen die in lagere lagen zitten. (Echter, hoe bepaal je de mate van complexiteit? Moet je daarbij niet bepaalde aannames doen?) Men neemt aan dat de aardlagen gedurende een hele lange tijd gevormd zijn (het ‘uniformitarisme’ of ‘uniformitarianisme’ van James Hutton: geologische processen gaan nu langzaam, dus ze zijn altijd langzaam gegaan – ook wel ‘actualisme’ genoemd), zodat er tijd is voor de veronderstelde evolutionaire ontwikkeling. Bij deze denkwijze wordt geen rekening gehouden met de Zondvloed; de Grote Overstroming uit de Bijbel. In een dergelijke wereldwijde overstroming zouden de meeste lagen in enkele maanden tot jaren gevormd kunnen zijn. Bij het indelen van de aardlagen moet ook rekening gehouden worden met de reeds aanwezige lagen van vóór de zondvloed, maar ook de lagen die ontstaan zijn door vulkaanuitbarstingen en overstromingen van ná de zondvloed. Er is onder creationisten nog geen absolute overeenstemming bereikt over de vraag waar de grens tussen zondvloedlagen en lagen van ná de zondvloed precies ligt. Maar dat is nu juist een prachtig onderzoeksgebied voor Bijbelgetrouwe wetenschappers.

Evolutiegelovigen zoeken ‘overgangsvormen’, ‘ Missing links’ (‘missende schakels’ ) Maar als er nu eens geen ‘ketting’ is? Gevonden skeletten van ‘aapmensen’ waren van uitgestorven apensoorten, misvormde mensen, of vervalsingen. Er worden wel af en toe ‘schakels’ aangedragen. Zo nu en dan wordt er een fossiel gevonden dat een overgangsvorm “zou kunnen zijn”, bijvoorbeeld tussen reptielen en vogels. Maar hier en daar een enkel veronderstelde overgangsvorm is nog geen bewijs voor een complete ketting. Voor een doorslaggevend bewijs heb je een nagenoeg onafgebroken stroom van aaneensluitende, steeds complexere vormen nodig (zoals Darwin zelf voorspelde) en die is er gewoon niet. Het blijft hier dus bij veronderstellingen. Toch wordt het ‘fossielenverhaal’ nog steeds in de schoolboeken aangehaald als bewijs voor evolutie. Maar het enige ‘verhaal’ dat de fossielen vertellen is: “wij zijn dood en begraven in vele lagen sediment; en we zijn allemaal totaal verschillend van elkaar.” De conclusies die mensen uit hun observaties trekken zijn gebaseerd op hoe ze denken dat de fossielen ontstaan zijn. De vraag is alleen: is het de juiste of meest voor de hand liggende conclusie?

Geologirche ‘tijdschaal’?

De ‘geologische tijdschaal’ is nergens op aarde compleet. Hier en daar vinden we een aantal lagen boven elkaar, maar nooit de totale veronderstelde geschiedenis van de aarde. Zou dat wel zo zijn dan zou hij zo’n 150 km dik moeten zijn. Veel van de lagen liggen ook te mooi op elkaar om miljoenen jaren oud te kunnen zijn. Er is tussen de lagen te weinig te zien van erosie en meteorietinslagen bijvoorbeeld. Het verhaal van Hutton klinkt misschien wel logisch, maar als je goed naar de gelaagdheid van de aardkorst gaat kijken wordt het wel heel moeilijk om te geloven dat ze over miljoenen jaren gevormd zijn. Waar ze zo mooi op elkaar liggen zou je eerder de conclusie trekken dat ze snel na elkaar gevormd zijn in een grote overstroming en vulkaanuitbarstingen. Sterker nog, daar waar vandaag de dag bij grote overstromingen en vulkaanuitbarstingen gelaagdheid ontstaat, zien we dat het zeer snel (enkele dagen of zelfs uren) kan plaatsvinden. En het resultaat is hetzelfde: mooie laagjes van verschillende gesteenten die netjes op elkaar gestapeld zijn. Wanneer we de geschiedenis van de Zondvloed lezen, dan zien we een wereldwijde overstroming die precies dezelfde gevolgen had, maar dan op zeer grote schaal. Zo groot zelfs dat vele levende wezens in de ramp omkwamen, snel begraven werden en fossiliseerden. We vinden op veel plaatsen overigens ook lagen die juist schots en scheef op elkaar liggen (soms zelfs omgekeerd). Ook dat is te verwachten als je bedenkt dat aardverschuivingen na de wereldwijde overstroming de orde van de gevormde lagen behoorlijk zouden verstoren. Hier kom ik nog op terug bij het gedeelte over de Zondvloed.

Dat de lagen met fossielen nooit het complete ‘verhaal van evolutie vertellen’ (waarbij we van onder naar boven de hele evolutionaire geschiedenis zouden kunnen ‘aflezen’) doet de evolutietheorie ook geen goed. Dat de ‘geologische kolom’ nergens op de wereld de complete evolutionaire geschiedenis vertegenwoordigt is alleen maar te verwachten als je uitgaat van de Zondvloed. Het zou de evolutietheorie geloofwaardiger maken als alle organismen van eenvoudig naar complex op één plaats allemaal boven op elkaar te vinden waren, maar dat is dus niet het geval. In plaats daarvan vinden we vaak dode beestjes in groepen bij elkaar begraven in allerlei verwrongen standen, alsof ze daar gedeponeerd zijn door een grote watersnoodramp, bedekt zijn met sediment en vervolgens gefossiliseerd. Een proces dat altijd snel verloopt. Als een dood dier langzaam bedekt zou worden met sediment, zou het verrotten of worden opgegeten door aaseters

Vinden we fossielen in deze volgorde in de aardlagen? Vaak wel, maar zeker niet overal. En zelfs al zou dat in alle gevallen zo zijn, dan is dat nog geen bewijs dat ze in die volgorde uit elkaar ontstaan zijn! Tijdens de Zondvloed kunnen eenvoudige organismen eerst en ingewikkelde later begraven zijn, afhankelijk van: 1) Waar ze leefden 2) Hun drijfvermogen 3) Of en hoe snel ze konden vluchten en 4) Hun intelligentie. In welke aantallen ze voorkwamen tijdens de ramp bepaalt ook nog eens hoeveel we ervan in het fossielenarchief terugvinden. Fossielen van mensen zullen we daarom per definitie nauwelijks vinden, omdat ze in verhouding een vrij klein deel van het totaal aantal organismen op de wereld uitmaakten. Ze zullen ook onder de laatsten vallen die door het natuurgeweld overmeesterd worden. Zie ook dit artikel over de Zondvloed en het Fossielenarchief.

Zelfs al zijn er plaatsen waar veel organismen min of meer op de volgorde van eenvoudig naar complex in de aardlagen zitten, dan nog is dat makkelijk te verklaren aan de hand van een Bijbelse filosofie. Het hele evolutieverhaal is een soort lappendeken die continu herstelwerkzaamheden nodig heeft. De Bijbel geeft een duidelijk verslag van de geschiedenis. En als je de Bijbel als basis neemt voor wetenschappelijk onderzoek, zou je ook voorspellingen moeten kunnen doen. Dat eenvoudige organismen vaak lager begraven liggen is om bovenstaande redenen te verwachten als je uitgaat van een wereldwijde overstoming. Op grond van het Bijbelse scenario kun je voorspellen dat levende wezens die sneller, groter en intelligenter zijn, ook later begraven worden. Mensen kunnen het langst van alle levende wezens vluchten voor natuurgeweld. We zouden dan ook niet verbaasd moeten zijn dat we fossielen van de minst mobiele en meest ‘eenvoudige’ levende wezens in de onderste lagen vinden en mensen in de bovenste lagen. Maar we zouden ook niet gek op moeten kijken als er hoger ontwikkelde wezens in lagere lagen zouden voorkomen. En dat is ook het geval.

Het biologieboek van 3VWO noemt dit de “Vermoedelijke stamboom van organismen”. De stamboom van het leven is dus een verzonnen afstamming. Alle organismen zouden van één organisme afstammen. Die conclusie wordt getrokken uit de observatie dat er verandering is. Er is nooit aangetoond dat die verandering meer oplevert dan variatie binnen de grondsoort, de hoeveelheid informatie in de genen blijft gelijk (aanpassing) of wordt minder (mutatie), maar toch wordt deze extreem vergaande conclusie getrokken. Ik kan alleen maar concluderen dat hier niet zozeer een wetenschappelijke reden voor is, maar meer een filosofische. Als God buiten beschouwing gelaten wordt, dan blijft er toch een leegte over die opgevuld moet worden. Op deze manier wordt eigenlijk een gevoel van zekerheid gewekt, wat de mensen een min of meer bevredigend wereldbeeld biedt van oorzaak, gevolg en een bestemming. Ook al is die bestemming vaag en onzeker. Er is dan toch een soort houvast geboden. Men zegt dan: “Er is toch iets dat we zeker kunnen weten: wij zijn het resultaat van een voorbestemde chemische reactie en een reeks toevallige gebeurtenissen. En kijk eens hoe we eruit gekomen zijn… dan moeten we toch wel steeds verder evolueren en steeds beter worden… wie weet wat we nog allemaal kunnen bereiken!” Zo wordt volgens mij toch een soort religie gecreëerd met een eigen oorsprong en een eigen doel en eigen scheppende ‘goden’ zoals ‘heel veel tijd’, ‘mutatie’ en ‘natuurlijke selectie’. Het vervelende voor de gelovigen hierin is echter dat de feiten de filosofie die eraan ten grondslag ligt niet voldoende ondersteunen.

Misbruik

Hitler maakte misbruik van de evolutietheorie om te kunnen discrimineren. Wetenschappers weten nu wel dat alle mensen hetzelfde zijn; dezelfde kleurstof in de huid, alleen in verschillende tinten. Dat alle mensen dezelfde oorsprong hebben stond echter al lang in de Bijbel: (Hand. 17:26) “Hij maakte uit één man alle volken van mensen om te leven op de aarde.” We zijn allemaal familie van elkaar, stammen allemaal van Adam af, gemaakt door God. Niet alleen Hitler maakte misbruik van deze filosofie, maar ook andere dictators hebben geprobeerd mensen naar hun hand te zetten door op een sluwe manier op ze in te spelen. Natuurlijk hebben de mensen die de evolutietheorie bedacht hebben niet allemaal deze dingen in gedachten gehad (sommigen misschien wel). Maar evolutie als oorsprong- en bestaansfilosofie heeft, net als (andere) religies, blijkbaar zo’n sterke invloed op mensen dat sommigen menen elkaar te moeten dwingen tot een bepaalde denkwijze. Is het niet goedschiks dan wel kwaadschiks. Het zit hem natuurlijk niet in de filosofie of religie zelf, maar in de mens die hem misbruikt voor zijn eigen doeleinden: macht, geld, seks, noem maar op… De Bijbel geeft die aanleiding ook niet, als je hem maar goed leest en niet zomaar een paar teksten eruit pikt die in je straatje passen, waarop je ze uit een soort geldingsdrang wilt opleggen aan anderen. De Bijbel spoort ons juist aan tot respect, eenheid, verdraagzaamheid en liefde. Mensen hebben volgens de Bijbel een vrije keus. Niemand mag een ander dwingen om iets te geloven. En als er gestraft moet worden dan doet God dat wel. Hij is rechtvaardig, streng, maar ook liefdevol. Door Jezus heeft God laten zien dat we altijd bij Hem mogen terugkomen en dat Hij als een vader op ons wacht. Hitler gebruikte de evolutietheorie als excuus om mensen te discrimineren, omdat het veronderstelt dat sommige mensenrassen minder ontwikkeld zijn en dus geëlimineerd kunnen worden. De Bijbel is hier helaas ook voor misbruikt.

Meer over dit onderwerp in het boek: Uit één mens.

Romeinen 1:21,22,25 “Hoewel ze God kenden, verheerlijkten ze Hem niet en waren niet dankbaar; ze werden afvallig door hun verbeelding en hun dwaze hart werd verduisterd… Hoewel ze zich voordeden als wijs, werden ze dwaas. Ze veranderden de waarheid van God in een leugen en aanbaden en dienden het schepsel meer dan de Schepper.”

Veel mensen zien God in de natuur, maar zonder het te beseffen. Ze zien al die schoonheid en specifieke complexiteit, verwonderen zich erover, onderzoeken het, bestuderen het, gaan er helemaal in op, maar geven God niet de eer ervoor. De Bijbel waarschuwt zulke mensen dat ze door al hun kennis wel wijs lijken, maar eigenlijk dwaas zijn. Als je God (de Grote Ontwerper Dus) in de natuur ziet, geef Hem er dan ook de eer voor.